Als iedereen roept dat het onmogelijk is, maakt dat mij extra strijdvaardig het toch mogelijk te maken. Vanuit het Europees Parlement strijd ik voor een socialer Europa: een fatsoenlijk minimumloon, het dichten van de loonkloof en geen uitbuiting en onderbetaling meer van kwetsbare werkenden.
Ik groeide op in De Meern en Vleuten, twee dorpen in de buurt van Utrecht als jongste in een groot gezin. Mijn moeder drong aan op economische zelfstandigheid. Een goede opleiding was niet alleen belangrijk voor mijn broers, maar ook voor mij en m’n zussen.
Na mijn studie geschiedenis aan de Rijksuniversiteit Utrecht, kreeg ik een baan bij de Vervoersbond. Daar ontdekte ik dat mijn mannelijke collega’s meer verdienden dan de vrouwelijke. Daarop zijn wij naar een advocaat gestapt om ons gelijk te gaan halen – met succes. Deze baan was het begin van een lange carrière bij de vakbond. In 1990 werd ik gekozen in het bondsbestuur van de Vervoersbond FNV, en 15 jaar later was ik de eerste vrouwelijke vakbondsvoorzitter in Nederland.
Een kleine tien jaar later maakte ik de overstap naar de Europese politiek. Europa heeft een grote opdracht om snel werkgelegenheid te creëren. Maar daarbij moeten we scherp letten op de kwaliteit van het werk dat geboden wordt en de sociale voorwaarden verbonden aan het werk.
Vrij verkeer van goederen en mensen kan niet zonder bescherming van rechten van werknemers. Vorig jaar onderhandelde ik de richtlijn uit voor Europese minimumlonen. Europese werknemers horen fatsoenlijk te kunnen leven van hun loon. Verder strijd ik voor de sociale voorwaarden voor een vrijhandelsverdrag met India, en betere omstandigheden voor platformwerkers.
In mijn vrije tijd wandel en fiets ik graag rond in mijn geliefde stad Utrecht of wat verder weg op bijvoorbeeld Terschelling.